Geschikte en minder geschikte ondergronden
Over het algemeen kan kalkpleister op vrijwel elke ondergrond worden aangebracht. De mate van risico die de pleister niet inhoudt, vloeit voort uit de grondigheid van de voorbereiding, de juiste verwerking en de gecontroleerde droging. Er zijn grote of kleine verschillen in het fysieke gedrag van de materialen die in contact komen.
Fysiek vergelijkbare "voorbestemde" bouwmaterialen zijn:
- Cellenbeton
- Kalkzandstenen
- Bakstenen
- Tegels
Bij de volgende ondergronden ontstaan grotere verschillen in het uitzet- en krimpgedrag door temperatuur en vochtigheid:
- Hout
- gips
- Multifunctionele panelen (OSB / MDF)
- Gipsplaat
Vergelijkbare ondergronden
Bij gerelateerde fysische eigenschappen speelt het zuiggedrag een belangrijke rol. Bij het zelf pleisterwerk moet een poreus oppervlak vooraf worden natgemaakt. Hoe meer u stofzuigt, hoe natter het gepleisterde oppervlak moet zijn.
Een primer is meestal niet nodig. Bij zeer gladde oppervlakken, zoals tegels, moet een hechtingsbevorderaar worden aangebracht als "lijm" en "klauwhulpmiddel". Kalkslib dat wordt opgeworpen in plaats van te bevochtigen, kan nuttig zijn. Tegelijkertijd vormen ze een soort "indicator" of de kalk vasthoudt.
"Vreemde" substraten
Het probleem met gips van parijs, hout en multifunctionele panelen is hun heel verschillende fysieke gedrag. De materialen zetten uit bij blootstelling aan hitte en vocht en trekken samen als het koud en droog is. Het gedrag van de harde kalkpleister "houdt niet bij". Scheuren en, in het ergste geval, afschilfering zijn het gevolg.
Dit risico kan worden tegengegaan door versterking en ontkoppeling. Bij het leggen van de pleister wordt een gaas ingebracht. De spoeling 'vangt' de verschillen in beweging op.
tips en trucs
Zorg er als basisvoorwaarde voor dat de ondergrond vet- en stofvrij is. Eventuele oneffenheden egaliseren met kalkmortel. Met behulp van losse houten balken, bijvoorbeeld in vakwerkhuizen, kunt u versterkte bruggen vormen over de te stucen balken.