Temperatuur is de doorslaggevende factor
Als de temperaturen tijdens het verwerken van de gelcoat te hoog zijn, bestaat er kans op krimp. Dit proces geeft niet genoeg tijd om te "geleren" tijdens het drogen. Door deze zogenaamde potlife worden de chemische componenten sneller uitgedroogd dan uitgehard.
Vooral bij het buiten aanbrengen van gelcoat in de zomer kan zogenaamde onderharden optreden. Bij tweecomponenten gelcoats kan dit effect gedeeltelijk worden gecompenseerd door de dosering van de verharder te wijzigen, zolang de buitentemperatuur niet hoger wordt dan 25 graden Celsius.
Temperaturen onder de 18 graden Celsius hebben een vergelijkbaar destabiliserend effect. Hier is het vaak niet mogelijk om de gelcoat goed te verwerken. Door de toenemende viscositeit of viscositeit is de gelcoat minder smeerbaar en kan deze door onvoldoende ventilatie niet volledig uitdrogen.
De hoge reactiviteit van de gelcoat zorgt voor een optimale aansluiting op de vezelversterkte kunststof die deze dient te omringen of te bedekken. Het reactieproces kan worden beperkt door gereedschap dat te koud is, zoals rollers, borstels of spuitflessen (€ 12,99 op Amazon *).
Vochtigheid en tocht
Ook het aanbrengen van de gelcoat wordt beïnvloed door de luchtvochtigheid. Droge lucht heeft in mindere mate hetzelfde effect als een te lage temperatuur en leidt tot verdikking en verhoging van de viscositeit. Als de gelcoat opdroogt, wordt deze poreus. De ideale waarde voor het aanbrengen van de gelcoat ligt tussen de vijftig en 75 procent relatieve luchtvochtigheid.
Tocht kan indirect leiden tot overkoeling van de pas aangebrachte gelcoat. Sterke wind versnelt de verdamping van het styreen en dit proces ontwikkelt verdampingskoeling. Het kan ook leiden tot onderverharding die de ventilatie tijdens het droogproces belemmert.
tips en trucs
Als je de gelcoat aanbrengt als de buitentemperatuur hoger is dan de opgegeven ideale waarde, zal er naast de mogelijke functionele gebreken ook een verhoogde verdamping van het schadelijke styreen optreden.
