1. Constructie van de onderbouw
De onderconstructie kan worden opgebouwd met metalen rails of met geschikte daklatten. Eerst wordt de beplanking aangebracht, hoe hoger het draagvermogen, hoe strakker de planken worden gelegd. De draaglatconstructie wordt op de langsplanken geplaatst, ook hier bepaalt de afstand tussen de draaglatten het draagvermogen van de constructie. Zorg er in ieder geval voor dat er voldoende bevestigingsruimte is voor de platen, die met tussenruimten van circa 15 centimeter aan de draaglatconstructie worden bevestigd.
2. Vul de beplanking in
Nadat de onderconstructie is vastgeschroefd, dient de binnenbeplanking indien mogelijk te worden gevuld. Pas nadat de plamuur is opgedroogd kunt u verder werken.
3. Bevestig gipsplaat
De volgende stap is het bevestigen van de Rigips-panelen aan de latconstructie met speciale Rigips-schroeven. In het algemeen wordt een afstand van ongeveer 17 cm tussen de afzonderlijke bevestigingen aanbevolen, de schroeven moeten voorzichtig in de plaat worden verzonken zodat een vlak oppervlak ontstaat. Daarna, net als bij wandpanelen, opvullen, schuren en gronden voor verdere verwerking.
Indien geperforeerde panelen voor het plafond worden gebruikt, kan ofwel de lijmvoegtechniek ofwel de spatelvoegtechniek worden toegepast; de individuele geperforeerde panelen kunnen ofwel voegloos ofwel als cassetteplafond worden gelegd. In tegenstelling tot conventionele systeemplafonds worden hier andere materialen gebruikt en kunnen lijmverbindingen alleen met een speciaal lijmvoegpistool gemaakt worden. De montagetechniek voor geperforeerde panelen verschilt daardoor op individuele punten van de techniek voor de montage van conventionele verlaagde plafonds. Met name bij akoestische plafonds dient rekening te worden gehouden met de akoestische eigenschappen van de onderconstructie, in sommige gevallen is een akoestisch vlies onder de panelen nodig.