De eigenschappen van linoleum
Linoleum is een vloerbedekking waarvan de wortels 150 jaar teruggaan. En het zit momenteel weer in de lift - omdat de natuurlijke materiaalsamenstelling in lijn is met de duurzaamheidstrend en het toegenomen milieubewustzijn.
Linoleum bestaat voor een groot deel uit lijnzaadolie, wat ook gelijk is. Er zijn ook natuurlijke harsen, hout- en kurkmeel en anorganische stoffen zoals kalksteenpoeder, titanium (-IV) oxide en kleurstoffen. Jutestof dient als dragerlaag. Linoleum is bekleed met acrylhars (tot de jaren 1990) of met polyurethaan ter bescherming. De goederen kunnen echter ook ongestreken worden geleverd en tijdens het opmaken met natuurlijke was worden behandeld.
Hoewel linoleum wordt beschouwd als de eco-variant van andere veerkrachtige vloerbedekkingen zoals PVC of vinyl, is het verrassend goed bestand tegen mechanische en chemische belasting.
Tapijtlijm verwijderen van linoleum
Tegen de achtergrond van de eigenschappen van linoleum die hier worden gepresenteerd, kunnen vernieuwers een zucht van verlichting slaken. Om de linoleumvloer zo onbeschadigd mogelijk te houden, hoeft u bij het verwijderen van een laag tapijtlijm niet zonder effectieve mechanische hulpmiddelen en oplosmiddelen. Toch moet u rekening houden met enkele beperkingen. In principe kan het volgende worden overwogen:
- Tapijtstrippers
- organische, niet-alkalische oplosmiddelen
De mechanische veerkracht van linoleum heeft alleen betrekking op drukbelastingen die worden gecompenseerd door het materiaal zelf. Schuurbelastingen zijn daarentegen kritischer - dus u moet niet proberen om tapijtlijmresten van linoleum te verwijderen met een slijper of zelfs een renovatiefrees. Een groot deel kan worden verwijderd met een platte schraapstripper. De linoleumbekleding mag geen grote oneffenheden vertonen.
Als het een in water oplosbare tapijtlijm is, kunnen de laatste resten eventueel met warm water worden verwijderd. In de praktijk is dit echter vaak niet zo eenvoudig als het klinkt.
Als alternatief kunt u oplosmiddelen gebruiken. Deze moeten echter organisch zijn en niet alkalisch. Organische oplosmiddelen zijn bijvoorbeeld alcoholen zoals ethanol of methanol, aromatische koolwaterstoffen zoals xyleen en esters zoals methylacetaat of aceton. Gebruik geen producten met alkalische oplosmiddelen zoals borax, silicaten, cyaniden en fosfaten.