Brandbeveiligingsvoorschriften
Trappen zijn altijd vluchtwegen. Hiermee kunnen bij brand de nooduitgangen vanaf de verdiepingen worden bereikt. Trapliften dienen daarom altijd zo te worden ontworpen en geïnstalleerd dat de trap toch als vluchtroute kan worden gebruikt. Alleen dan wordt voldaan aan de geldende brandbeveiligingsvoorschriften.
De eerste ontsnappingsroute
Trappen kunnen door de bouwautoriteiten worden aangemerkt als "noodzakelijke" of "onnodige" trappen. Trappen in woongebouwen zullen in de regel altijd "noodzakelijke trappen" zijn.
De eerste vluchtroute, de primaire vluchtroute vanaf een verdieping, leidt altijd via de eerste noodzakelijke trap naar een verdieping. De tweede vluchtroute kan een tweede noodzakelijke trap zijn of een vluchtroute die de brandweer met een reddingsmiddel kan bereiken.
Uitzondering voor eengezinswoningen
De hoofdtrappen in vrijstaande en tweegezinswoningen zijn vrijgesteld van de ingewikkelde voorschriften van de rijksbouwvoorschriften, maar de vluchtroute via de hoofdtrap mag niet worden geblokkeerd en niet smaller zijn dan 0,8 m.
Bij meergezinswoningen, met name met meer dan twee bouwlagen, gelden speciale voorschriften voor de loopbreedte en dagmaatbreedte, die in acht moeten worden genomen. Een tekort is alleen gerechtvaardigd in de aanwezigheid van een zogenaamde "atypische situatie". Als een dergelijke situatie niet wordt herkend, is installatie niet toegestaan.
Regelgeving voor installatie vanuit het oogpunt van brandbeveiliging
Om ondanks het gebrek aan regelgeving voor een- en tweegezinswoningen een adequate brandbeveiliging te kunnen garanderen, hebben de hoogste bouwautoriteiten van de deelstaten regels opgesteld voor de installatie van trapliften in deze gebouwklassen. Deze regels verschillen enigszins van staat tot staat en moeten in alle gevallen worden gevolgd. Zo zijn er bijvoorbeeld rookmelders in het trappenhuis.
Daarnaast zijn natuurlijk ook alle toepasselijke voorschriften van DIN 18065, die daar betrekking hebben op het bouwen van trappen en preventieve brandbeveiliging, onverminderd van toepassing.
Bovendien moeten trapliften altijd gemaakt zijn van niet-brandbare materialen. Deze regeling heeft echter meer gevolgen voor de fabrikant dan voor de installateur.
Overige voorschriften voor installatie
Naast de brandbeveiligingsvoorschriften gelden voor de installatie nadere voorschriften.
- de traplift moet voldoende worden beveiligd tegen misbruik in appartementsgebouwen
- Wanneer de traplift niet in gebruik is, moet deze in een parkeerstand staan en moet deze met de hand in de parkeerstand kunnen worden gemanoeuvreerd
- de leuning moet bruikbaar blijven
- Als de traplift op meerdere verdiepingen wordt gebruikt, moet er een wachtruimte zijn
- Naast een opgeklapte stoel of een voetensteun moet er minimaal 60 cm loopbreedte resteren als de traplift in de parkeerstand staat.